In één oogopslag:
De basis van de luchtballon is het omhulsel, een grote lap stof (of eigenlijk enkele honderden aan elkaar genaaide panelen). Voor een gemiddelde ballon word circa 2.000m2 stof (polyester) gebruikt, de stiknaden worden versterkt met polyester banden. Om het omhulsel leeg te kunnen laten stromen zit bovenin de ballon een parachute. Deze zit met centreerlijnen vast aan de zijkant van de ballon en kan middels een touw vanuit de luchtballonmand worden geopend. Door de druk in de ballon sluit de parachute zichzelf. Om te voorkomen dat de ballon beschadigd is de onderste 1,5 meter uitgevoerd van een speciale stof: nomex. Nomex is onbrandbaar, dus wanneer de brander iets verkeerd word gericht zal geen schade aan de ballon ontstaan. Als laatste zit er nog een draaiventiel in de ballon, hiermee kan de piloot de ballon om zijn as laten draaien. Sturen is dus niet mogelijk, een ballon volgt de route van de wind.
Onder de luchtballon hangt een rieten mand, riet is duurzaam, lichtgewicht en schokabsorberend. Een gemiddelde mand weeg 180kg en biedt ruimte aan 8 personen. Bovenop de mand worden de branders geplaatst, met een vermogen van 3,6MW staat het vermogen gelijk aan zo'n 700 gasfornuis branders. De branders worden gevoed vanuit de propaan tanks. Voor de veiligheid zijn er altijd tenminste twee onafhankelijke branders beschikbaar.